Een gemengde overeenkomst hoe werkt dat?
Met een gemengde overeenkomst wordt bedoeld dat er op een overeenkomst meerdere wettelijke rechtsregels tegelijkertijd van toepassing zijn. Het gaat dus om een overeenkomst die elementen bevat van twee of meer verschillende bijzondere overeenkomsten. Dan kan men denken aan een combinatie van huur- en zorgelementen, of een leer-en arbeidsovereenkomst, of een huurovereenkomst die tevens elementen van een overeenkomst van opdracht bevat. Het probleem dat zich voordoet bij het tegelijkertijd toepassen van verschillende rechtsregels is dat deze rechtsregels elkaar kunnen overlappen en ook zelfs tegenstrijdig aan elkaar kunnen zijn. Als toepassing van de toepasselijke regels hetzelfde rechtsgevolg beogen en niet tot een verschillend resultaat leiden dan is er niks aan de hand. Maar het gaat hem natuurlijk juist om wat te doen indien toepassing van de regels wel tot een verschillend rechtsgevolg en resultaat leidt. De vraag rijst dan hoe de verschillende regelingen zich tot elkaar verhouden en welke van de twee dus prevaleert. Hoe om te gaan met dit soort gemengde overeenkomsten wordt bepaald in artikel 6:215 BW. De algemene gedachte is dat de rechtsregels cumulatief van toepassing zijn, en indien dat niet mogelijk is dat iedere rechtsregel zo veel als mogelijk is van de twee afzonderlijke toepasselijke regels tot zijn recht dient te komen. Slechts bij wijze van uitzondering kan er sprake zijn van exclusiviteit of te wel exclusieve werking van een van de rechtsregels.
Toepassing artikel 6:215 BW
Artikel 6:215 BW geeft aan hoe de wetgever tegen de samenloop problematiek aankijkt in het geval van een gemengde overeenkomst. Dit artikel bepaalt dat indien een overeenkomst voldoet aan de omschrijving van twee of meer door de wet geregelde bijzondere soorten van overeenkomsten, de voor elk van die soort gegeven bepalingen naast elkaar van toepassing zijn op de overeenkomst, behoudens voor zover deze bepalingen niet verenigbaar zijn of de strekking daarvan in verband met de aard van de overeenkomst zich tegen toepassing verzet. Of te wel de wetgever geeft hiermee aan dat het uitgangspunt is het cumulatief toepassen van de regels van de twee of meer door de wet geregelde bijzondere overeenkomsten. Het cumulatief toepassen van de regels is echter niet mogelijk indien de regels niet met elkaar te verenigen zijn. In dat laatste geval dient door uitleg van de gemengde overeenkomst te worden beoordeeld welke bepaling of welke bepalingen in het concrete geval dient of dienen te prevaleren. Uit de jurisprudentie en de parlementaire geschiedenis blijkt dat dit er soms toe kan leiden dat bepalingen van dwingend recht (van deze bepalingen mag niet worden afgeweken, ze zijn dwingend) buiten toepassing moeten worden gelaten.
Artikel 6:215 BW mag alleen dan worden toegepast in het geval een gemengde overeenkomst niet in twee of meer van elkaar onafhankelijke overeenkomsten kan worden gesplitst. Kan dat namelijk wel dan is artikel 6:215 BW niet van toepassing.
Stappenplan
- Allereerst dient bepaald te worden wat voor een soort overeenkomst is overeengekomen. Is dat een onbenoemde overeenkomst, een benoemde overeenkomst of een gemengde overeenkomst. Het gaat er hier dus om te bepalen wat voor een soort overeenkomst is overeengekomen.
- Is bepaald dat de overeenkomst een gemengde overeenkomst en dat dus door twee of meer wettelijke rechtsregels wordt beheerst, dan moet er worden gekeken of de overeenkomst te splitsen is in twee of meerdere overeenkomsten ook al is de overeenkomst zelf in één document opgesteld. Pas wanneer vaststaat dat de overeenkomst als een niet te splitsen overeenkomst moet worden gezien omdat het een samenhangend geheel is, is artikel 6:215 BW pas van toepassing. Hierbij spelen de omstandigheden van het geval een rol, en de redelijke verwachtingen van partijen omtrent hetgeen is overeengekomen.
- Is er sprake van een gemengde overeenkomst en artikel 6:215 BW van toepassing dan dient te worden bepaald of de verschillende toepasselijke rechtsregels met elkaar verenigbaar zijn en dus naast elkaar van toepassing zijn. Als dat zo is, dan worden de rechtsregels naast elkaar toegepast. Zijn de rechtsregels niet toepasbaar naast elkaar, dan pas dient te worden onderzocht welke rechtsregel of rechtsregels prevaleert of prevaleren.
- Om te bepalen welke rechtsregels prevaleren moet worden onderzocht hoe beide overeenkomsten zich onderling tot elkaar verhouden en per geval moet worden beoordeelt of een wetsbepaling al dan niet kan worden toegepast. Of te wel per geval moet worden bezien of een wetsbepaling stand houdt of het moet afleggen tegen een daarmee conflicterende andere wetsbepaling. Dat betekent dat het niet per se zo hoeft te zijn dat indien de huurovereenkomst prevaleert, alle bepalingen inzake het huurrecht automatisch van toepassing zijn indien een bepaling tegenstrijdig is aan de regels van het andere wettelijke regime. Per geval zal moeten worden beoordeeld in hoeverre de ene bepaling door de andere bepaling moet worden ingeperkt.
Tot slot
Bij gemengde overeenkomsten en de toepasselijkheid van artikel 6:215 BW gaat het dus vooral om interpretatie van de overeenkomst. Dat zal per geval verschillen. Een aantal uitspraken van de Hoge Raad en gerechtshoven geven wel een goed beeld, hoe de rechter omgaat met dit leerstuk.